De ene ambachtelijke korenmolen is de andere niet
Van alle Nederlandse molens heeft ongeveer 60% een korenmolenfunctie. Nagenoeg alle molens zijn ook maalvaardig. Zoals we in nummer 1 van De nieuwe Molenwereld (p. 4 – 6) hebben uiteengezet, is echter maar een beperkt aantal korenmolens in bedrijf. Molens die veelvuldig malen en waarbij er van een professionele beroepsuitoefening sprake is, zijn er slechts enkele tientallen. Daarnaast is er wel een groeiende groep molens waar door vrijwilligers dan wel niet dagelijks, maar toch met regelmaat gemalen wordt. De wijze waarop het ambachtelijke molenaarschap wordt ingevuld, is ook binnen die kleine groep van actievelingen verschillend. Er zijn nog steeds molens waar gemalen wordt zoals dat eeuwenlang gebeurde: alles op windkracht en met de molenaar steeds aan de maalbak, waar hij (of zij) ogen, oren, reuk- en tastzin gebruikt om het maalproces te controleren. Soms is er op die molens een regulateur aanwezig om enige verlichting te bieden bij de constante aandacht die zo’n molen vraagt. Er zijn ook molens waar motorische aandrijving van de molenstenen een rol speelt, en soms, vooral bij grote productievolumes, is de windaandrijving daardoor van ondergeschikt belang geworden of zelfs weer buiten gebruik geraakt. Wat in die gevallen meestal niet verhindert dat de molen toch, onbelast, zijn rondjes draait.
Aan het andere einde van het spectrum zijn er dan nog enkele molens waar “moderne” maalmachines zoals walsenstoelen met de erbij behorende zeefapparatuur de rol van de molenstenen hebben overgenomen. In al deze gevallen is er naast de mechanisering nog steeds sprake van veel handwerk en ook handmatige controle, en dus kunnen we die molens met een gerust hart met de term “ambachtelijk” blijven aanduiden. Hieronder belichten we twee molenbedrij es waar het anders gaat dan elders, maar waar getoond wordt dat de werkende korenmolen in onze huidige samenleving nog steeds (of weer) een maatschappelijke en economische rol kan vervullen.